Theoretisch kader

Theoretisch kader Prisma

De feitelijke zorgsituatie waar de mantelzorger op een bepaalde manier mee omgaat, leidt tot de subjectieve zorgsituatie, met name hoe de mantelzorger de situatie ervaart.

De feitelijke zorgsituatie kan opgevat worden als een relatief ‘objectieve’ component. Het gaat dan onder andere over de aard en de frequentie van de geboden hulp en of er nog andere mensen (al dan niet professioneel) zorg bieden aan de persoon met een beperking.

Elke mantelzorger gaat op een specifieke manier om met gebeurtenissen, problemen, gevoelens en gedachten (‘coping’). Er bestaan verschillende copingstijlen (Schreurs et al., 1988), bijvoorbeeld een probleem actief aanpakken, sociale steun zoeken, situaties of gedachten vermijden en afleiding zoeken. Hoe iemand omgaat met een bepaalde situatie is mede afhankelijk van zijn persoonlijkheid en leergeschiedenis.

Onder de subjectieve zorgsituatie verstaan we de situatie zoals die ervaren wordt door de betrokken mantelzorger. Dit luik zal vermoedelijk niet volledig overeen komen met de feitelijke zorgsituatie. Het kan zijn dat iemand objectief een niet al te hoge draaglast heeft, maar de zorgsituatie toch als erg zwaar/belastend ervaart. Het omgekeerde kan uiteraard ook. Voor het onderzoek hebben we er bewust voor gekozen om zowel de objectieve als de subjectieve kant mee te nemen, evenals de tussenliggende copingcomponent.

Op elk van de drie onderdelen én op het onderlinge proces kunnen verschillende variabelen van invloed zijn. Deze beïnvloedende factoren kunnen verwijzen naar kenmerken van de persoon met een beperking, kenmerken van de mantelzorger en kenmerken van de context.

Wil u graag meer lezen over de achtergrond van dit theoretisch kader, klik hier.